Prof. Dr. Wim Boonstra schreef, ook voor de leek een bijzonder toegankelijk boek over geld; wat is het, wat doet het, waar komt het vandaan. Ook alternatieve geldstelsels zoals islamitisch bankieren en de Bitcoin komen aan de orde. Een boek dat je iedereen aanbeveelt. Maar let op; Boonstra blijft bankier ook al noemt hij netjes de nadelen van de financiële systemen. Een korte evaluatie aan de hand van de pensioenen, Griekenland en de positie van de centrale banken.
Boonstra stelt duidelijk dat het financieel systeem de ongelijkheid vergroot en nadelig uitpakt voor kansarmen. Bij inflatie zit de vastgoedbezitter goed. Hij vangt huur op zijn investeringen terwijl de prijs op zijn panden stijgt met de geldontwaarding. Dan Jan met de Pet met zijn zuinig overgehouden spaarcentjes op een bankboekje. Dat wordt minder waard en in slechte tijden daalt dan ook nog de rente. ‘Normaal gesproken is de nominale rente een positief getal, het is voor de rationele gelduitlener niet rationeel om af te zien van liquiditeiten en daarbij ook nog eens inflatie en kredietrisico te lopen als hij daar geld op toe moet leggen. Als de nominale rentevoeten onder de nul procent liggen, is dat het gevolg van een serieuze marktverstoring . Dit kan een gevolg zijn van onconventioneel monetair beleid’. Laat ik nu net leven tijdens een onconventioneel monetair ECB beleid (Europese bank). De rente is net niet onder de 0%, maar de ruimte onder mijn matras is al klaar. Gelukkig werkte dat ECB beleid niet echt en werd spaargeld niet teveel door inflatie aangetast (ECB haalde geen 2% doelstelling).
Vervolgens gaat de economie dankzij of ondanks dat beleid weer wat draaien. Een grote Amerikaanse bank meldt weer hogere winsten en de werkloosheid daalt. De lonen blijven achter. Maar zelfs als die aantrekken heb ik daar als gepensioneerde niks aan. Ik hop niet meer naar beter betaalde banen, maar zit vast in een pensioenstelsel dat al jaren niet indexeert en dat voorlopig niet gaat doen. In een inzetje (blz 382): ‘Merk op dat bij het contant maken van een toekomstig bedrag [dus] geldt dat naarmate de disconteringsvoet lager is (een gevolg van ECB beleid; HH), de contante waarde hoger is. Dit speelt bijvoorbeeld bij het berekenen van de contante waarde van toekomstige verplichtingen van pensioenfondsen; hoe lager de rekenrente hoe hoger de contante waarde van de verplichtingen en des te lager dus de dekkingsgraad’. Ook dat klopt als en zwerende vinger, maar waar staat tussen de balansen van banken en landen de eindbalans voor gepensioneerden en sociaal zwakkeren? Die technische beschrijvingen krijg je geen speld tussen en Boonstra laat zien wat er schort aan de EU om te concluderen ‘Dit heeft geleid tot stevige uitdagingen tijdens de eurocrisis en het is daarbij vooral het ingrijpen van de ECB geweest dat heeft voorkomen dat de euro zware averij heeft opgelopen’.
Oké, is de euro het doel waarnaar we streven? Senioren die de rekening betalen, PVV stemmers en vele anderen in o.a. Italië zullen dat niet herkennen. Dit financieel technisch perfecte verhaal, dat zelfs netjes vermeldt dat inflatie en deflatie leidt tot herverdeling van inkomen ten nadele van de zwakkeren (blz. 236) doet dan toch wat incompleet aan als naast dat middel, wat de euro uiteindelijk is, niet de doelen voor de samenleving wat meer aandacht krijgen.
Boonstra geeft vanuit zijn perspectief een uitermate eerlijk beeld over Griekenland. ‘Vrij snel begonnen Duitse en Nederlandse politici te speculeren op een Grieks uittreden uit de eurozone. Daarmee werd het onomkeerbare karakter van de invoering van de euro ter discussie gesteld, wat bijdroeg aan een verdere sterke kapitaalvlucht vanuit de financieel zwakkere lidstaten (vooral Zuid Europa). Daarbij liep de rente op staatsleningen sterk op, waarbij met name rente op Griekse staatsleningen tot extreme hoogten steeg’ (blz 335). Griekenland krijgt (net als andere landen) steun. Bij elkaar 252 miljard onder voorwaarde dat de overheidsfinanciën op orde komen en belastinginning en statistieken verbeterden. ‘Als gevolg van dit alles kwam Griekenland in een diepe recessie terecht waarbij de economie tussen 2007 en het eerste kwartaal van 2013 met een kleine 30% in volume is gekrompen’. Dat dus mede door wat lompe verkiezingsretoriek van Rutte (o.a. ‘Geen cent naar de Grieken’; onzinnig populistisch geleuter). ‘Pas vanaf het begin 2017 lijkt ook in Griekenland het economische herstel weer te zijn ingetreden’. Wel nadat ze na wat kwijtscheldingen nog een schuld hebben die m.i. onbetaalbaar is. Daarmee stelt Boonstra dat het Grieks faillissement is afgewend. De vraag is hoe en ten koste van wat.
- De werkloosheid is er nog torenhoog en gepensioneerden zijn er veel slechter aan toe dan in Nederland (ook door het systeem dat ze hebben). De meeste werklozen en gepensioneerden hebben part noch deel aan de crisis. Dat geldt ook voor de vele ‘loonslaven’ die je makkelijker en hogere belastingaanslag op kunt leggen dan o.a. zelfstandige professionals (nog afgezien van rijke reders die hun geld al lang elders parkeerden).
- Verder is het de vraag of de Grieken ofwel de Europese banken die onverantwoord lenigen uitgaven zijn geholpen. ‘De EMU landen hadden wel een munt maar desondanks liepen de reële effectieve wisselkoersen en dus de onderlinge concurrentiepositie sterk uiteen[i] Het gevolg was dat er verschillen ontstonden in betalingbalansposities’. Dit mechanisme leidde ertoe dat landen als Spanje, Griekenland en Ierland boven hun stand gingen leven. ‘Zij zagen het tekort van hun betalingsbalans sterk oplopen’, iets waar banken op inspeelden en goed geld aan verdienden, zonder te kijken naar de risico’s (je kunt op je vingers natellen dat zoiets een keer spaak loopt). Toen het fout ging kwamen EU banken in de problemen. Griekenland werd ‘gesteund’ zodat die bankschulden afbetaalde (en die banken dan niet failliet gingen).De Griekse burgers bleven door dit onverantwoorde uitleengedrag (vaak niet aan burgers) zitten met onbetaalbare schulden van het ‘hulpprogramma’.
- Daarbovenop kwam een slecht EU conjunctuurbeleid. ‘De landen die in financiële problemen waren gekomen (de tekortlanden) hadden geen andere keus dan het voeren van een sterk restrictief beleid, terwijl de overschotlanden eveneens een restrictief begrotingsbeleid voerden. Hiermee werd niet alleen het aanpassingsprobleem van de tekortlanden vergroot, maar het leidde ook tot een begrotingsbeleid dat op EMU over de hele linie restrictief was. Daardoor viel de groei lager uit dan nodig ,met een hogere werkloosheid en de dreiging van deflatie als ongewenst neveneffect’. Kortom slecht beleid waar de hele EU inclusief wederom Griekenland de dupe was.
- Tot slot valt op dat de dadendrang van EU politici rond de Griekse belastingmoraal veel krachtiger is dan naar bijvoorbeeld Starbucks of IKEA die via wetgeving van EU landen belastingen ontwijken. Als het om de Amsterdamse Zuidas gaat horen we Rutte niet zeggen; ‘Geen cent belastingontduiking meer naar IKEA’. Afschaffing van de dividendbelasting komt eerder maar dan wel na de verkiezingen.
Alle Menschen werden Bruder is het motto van de EU. Je vraagt je af of je met zulke Bruder die je ook nog eens laten zitten met boten vol vluchtelingen, nog vijanden nodig hebt. Als je alles op en rijtje zet kan ik me voorstellen dat de meeste Grieken denken; ‘Barst maar met je euro. Ik wacht wel een goed moment af om revanche te nemen’. Met de Brexit, problemen in Italië, Chemnitz, separatisten in Catalonie, dwarsliggers in Polen en Hongarije is de EU nog lang geen gelopen race. De EU elite creëert nog genoeg rondes voor Wilders en kornuiten maar ook voor de Grieken om met Dragi en Merkel af te rekenen.
Boonstra vindt het positief dat centrale banken los komen van de overheid. Hij noemt voorbeelden van overheden die geld bijdrukten om aan middelen te komen met onverantwoorde inflatie tot gevolg. Dat is correct. Boonsta ontkent niet dat de banken er soms, plat gezegd, een zootje van maken (suprime hypotheken etc.) en dat centrale banken dan onconventioneel geld creëren met nadelen voor zwakkeren in de samenleving[ii]. Maar dan trekt hij vreemd genoeg niet de conclusie dat je dus die verantwoordelijkheid ook niet bij de markt en centrale banken kunt leggen. Dan betoogt hij dat banken leren en dat we hopen dat het de volgende keer beter gaat (waar ik nu net niet in geloof). Boonsta lijkt hier een ultiem wantrouwen te hebben tegen de representatieve democratie samen met een heilig geloof in de markt. Dat wantrouwen is te begrijpen en is terug te vinden bij vele rechtse en linkse radicale groeperingen. Aan de ‘democratie’ en politiek moet nog veel worden verbeterd. Maar geloof in de markt is met alle voorbeelden die we hebben [iii] niet te begrijpen. Geld is in essentie geen doel maar hoort een middel te zijn om de samenleving beter te laten functioneren. Geld is in die zin een collectief goed, omdat niet iedereen een eigen munt kan hebben zoals ook niet elk individu een leger of waterkering optuigt. En voor collectieve goederen hebben we de politiek die de overheid aanstuurt en waarbij in de representatieve democratie politici worden gekozen door de bevolking. Boonstra heeft gelijk dat de huidige politici nauwelijks leren, maar de vraag is of dat bij bankiers, als het om het collectief gaat beter is (misschien is dat niet hun taak). De echte oplossing lijkt dat kiezers beter begrijpen wat geld is en dan verantwoordelijke politici kiezen aan wie je de centrale bankfunctie kunt overlaten[iv]. ‘Geld’ is een uitstekend boek om tot dat begrip te komen als je het kritisch leest vanuit het perspectief van de samenleving en niet alleen vanuit dat van de bankier.
[i] Zie ook bladzijde 333, waarbij ik de opmerkingen van Boonstra over de concurrentiepositie in relatie tot de loonkosten wat kort door de bocht vind. Hier lijkt me een wat diepere analyse van de verschillende economieën op z’n plaats (Porter, 1990). Op de erg lange termijn klopt het verhaal van Boonstra, maar zoals Keynes terecht stelde op de lange termijn zijn we allemaal dood. Het gaat om het opvangen van conjuncturele schommelingen, tegen fraude aanleunende subprime activiteiten in de VS, die samenvallen met een ondoordachte transitie naar de Unie die m.i. volledig is onderschat en teveel is gebaseerd op politieke retoriek. Daar is de Grieks burger ten onrechte slachtoffer van, iets wat we als echte Bruder (die elkaar daarbij wel echt de waarheid mogen zeggen) samen op hadden moeten lossen zonder verhalen over luie Grieken en geen cent meer naar Griekenland. Los van de slechte statistieken van de Griekse overheid (waar de burger ook weinig aan kan doen; ik weet ook niet of ons bureau voor de statistiek goed werkt; neem aan dat als dat van belang is er bij de EU specialisten zijn die daar naar kijken) was al lang bekend dat de positie van Griekenland heikel was. Die foute statistiek is meer een stok om de hond te slaan toen zaken uit de hand liepen en het andere landen goed van pas kwam bij hun machtspolitiek. In feite stelde de omvang van de Griekse economie niks voor en waren makkelijk andere oplossingen mogelijk geweest. Griekenland is gebruikt als voorbeeld om te laten zien hoe stoer de EU kan zijn (tegen een klein land). Uiteindelijk toont het de burgers als het er op aan komt de onbetrouwbare EU bontgenoot van slechte elitaire bestuurders/ politici. Dat speelt rechts-radicalen stevig in de kaart, waarbij eventuele problemen in Italië financieel van een veel grotere orde zijn.
[ii]‘De Europese beleidmakers hebben in de illusie geleefd dat binnen een monetaire unie betalingsbalanssaldi er niet meer toe doen. Op zich zelf is dat een valide overweging, mits in een voltooide monetaire unie’. Daarna noemt Boonstra het verschil tussen provincies in de ‘monetaire unie Nederland’. Het woordje mits maakt dat die validiteit van de vergelijking volledig vervalt en daarmee ook de verzachtende opmerkingen van Boonstra. Griekenland is geografisch een Balkan land, ver weg van de ander EU landen met daartussen niet EU landen en waar ze op school nog een ander alfabet leren. Daarbij is de economische structuur anders dan in Nederland en Duitsland. Er is dus geen valide overweging. EU beleidsmakers blunderde, voltooiden niet de monetaire unie en laten de Griekse burgers het harde gelag betalen.
[iii] Zie (Galbraith, 1976) waar Boonstra ook naar verwijst
[iv] Dat is de lijn van (Pettifor, 2017) die ik volg ook in mijn boek.